In Valkenburg springt de prehistorie op enkele punten nadrukkelijk in het oog. De stichting In onsen Lande van Valckenborgh heeft bijzondere aandacht en zorg voor deze opvallende plekken, waar de prehistorie bijna letterlijk uit de grond barst. Beide plekken hebben veel, zo niet alles van doen met de vuursteen die in Valkenburg in de bodem zit en al duizenden jaren door mensen gebruikt is als grondstof voor hun werktuigen en wapens.
1. Valkenburgvuursteen
In Valkenburg zit nog altijd veel vuursteen in de bodem.
Mergelwand met vuursteen; Biebos (foto V.S.)
Detail vuursteen in mergel Biebos (foto VS)
Valkenburgvuursteen bij Däölkesberg (foto VS)
Klingkern Valkenburgvuursteen
2. Vuursteenmijnbouw in Valkenburg. KLIK HIER voor meer over Vuursteenmijntjes
Rijksmonument Vuursteenmijntjes aan de Plenkertstraat: prehistorische mijnbouw uit de Nieuwe Steentijd.
Dit is de enige plek in Europa waar vanaf de openbare weg rechtstreeks in vuursteenmijntjes gekeken kan worden. Een uniek archeologisch monument dat het best bewaarde overblijfsel is van de uitgebreide vuursteenmijnbouw die in Valkenburg plaatsvond in de Nieuwe Steentijd. De stichting IoLvV heeft een overeenkomst met de gemeente Valkenburg om dit Rijksmonument Vuursteenmijntjes aan de Plenkertstraat te beheren en te promoten
KLIK HIER voor meer over het Rijksmonument Vuursteenmijntjes aan de Plenkertstraat
De vuursteenmijntjes aan de Plenkertstraat vormen het meest westelijke deel van de vuursteenmijnbouw in Valkenburg. Langs de hele zuidelijke helling van de Geul in Valkenburg, van de Plenkertstraat in het Westen tot en met de Biebos in het Oosten, heeft de mens in de Nieuwe Steentijd gegraven naar vuursteen. Een archeologisch onderzoek in 1990 heeft dat aangetoond in het Biebos. Er zijn op diverse plekken ten westen daarvan sporen gevonden: bij voorbeeld houwelen uit hoorn (hertengewei) achter de hotels en de huizen aan de zuidzijde van Neerhem; nabij de ingang van het Sprookjesbos zijn nog steeds resten van vuursteenmijntjes herkenbaar.
Resten van vuursteenmijntjes in wand bij Sprookjesbos (P1050962 2013 04 29 Vuursteenmijntjes bij Sprookjesbos)
Nog meer westelijk, in het stadscentrum, zijn prehistorische sporen door Middeleeuwse en latere bouw (kasteel, Berkelstraat) verdwenen. Maar in de Plenkertstraat zijn de oude mijntjes beter dan waar ook zichtbaar.
(Nog toevoegen: foto’s, verhalen ontdekking, Biebos etc.)
3. Däölkesberg
Däölkesberg
Landschap en geologie
De Schaelsberg (ook wel: Schaesberg) strekt zich ten noordoosten van het centrum van Valkenburg en de spoorweg uit tot aan het vakantiepark onder Walem bij Schin op Geul. Het meest oostelijke deel, de Däölkesberg, bestaat uit een steile, meer dan 10 meter hoge kalkwand met daarin een grot, ca. 10 meter diep, uitkijkend naar het zuiden op het Geuldal met Oud Valkenburg. Vanaf de zuidelijke kant van de Geul gezien is het een opvallend element in het landschap. Goed te zien vanaf de weg Oud-Valkenburg-Schin op Geul en vanuit het Gerendal. Vanaf het spoor dat ca. 200 meter zuidelijker en ca. 20 meter dieper ligt, is deze wand met grot moeilijker te zien omdat de helling ervoor het zicht erop beneemt.
Op deze ansichtkaart uit ca. 1930 wordt de Däölkesberg aangeduid met ‘Schaesberg’.
(In het stukje bos linksboven op de Schae(l)sberg bevindt zich ‘de Kluis’, een eeuwenoude kluizenaarswoning.)
De wand is een klif waar het hoge terras van Walem opeens afbreekt naar het dal van de Geul toe. De Däölkesberg heet zo naar de kauwtjes (Limburgs: ‘däölkes’) die vroeger nestelden in de holen in de wand. Die holen zijn plekken waar de kalksteen makkelijker uitspoelde; verschillen in hardheid en grofheid van laag tot laag zijn eigen aan de zogenaamde ‘Schaelsberg Kalksteen’ ter plekke, een overgangsvorm tussen de Maastrichter kalksteen (meer naar het westen) en de Kunrader kalksteen (meer naar het oosten).
Lagen kalksteen en holen in Däölkesberg (foto VS mei 2009)
Ook in de grot zijn de verschillende lagen en holen goed zichtbaar. (foto VS januari 2009)
Er loopt een wandelpad parallel aan de wand; afrasteringen langs het pad beschermen het natuurgebied aan de voet van de wand en de wand zelf. De eigenaar van dit gebied, de Vereniging Natuurmonumenten, heeft er een bord geplaatst met tekst van de Stichting In Onsen Lande van Valckenborgh, en foto’s van werktuigen uit de privécollectie H. Pisters.
Zowel landschappelijk als geologisch is de Däölkesberg bijzonder interessant. Grote vraag daarbij: is die grot door de natuur gevormd of door mensen ? Er is vrijwel geen andere soortgelijke grot, of anders gezegd: ‘abri’ te vinden in Nederland. In Frankrijk b.v. komen veel van deze overhangende rotswanden met uithollingen voor en daarvan is zeker dat zij in de prehistorie door mensen gebruikt zijn als schuilplaats. Zij heten daar ‘abri sous roche’. Of deze ‘abri’ in Däölkesberg van natuurlijke oorsprong is, en of hij in de prehistorie gebruikt is door mensen, dat werden de grote vragen bij een onderzoek dat er in 2009 plaatsvond. Op, rond, en ín de grot van de Däölkesberg zijn namelijk archeologische vondsten gedaan die aantonen dat hier vele duizenden jaren geleden al mensen zijn geweest.
Däölkesberg Archeologie.
Bovenop de Däölkesberg, kort boven de grot, zijn een aantal vuurstenen artefacten gevonden die van Neanderthalers afkomstig zijn. Vorstbreuken in die artefacten betekenen dat deze minstens één IJstijd doorstaan hebben: dit soort breuken in vuursteen ontstaan pas na langdurige blootstelling aan hevige koude (min 40⁰C en lager). (Link naar Archeologie Tijdperken Oude Steentijd) Deze artefacten kunnen meer dan honderdduizend jaar oud zijn. Het is de vraag of de grot al bestond in de tijd dat die Neanderthalers hier rondzwierven. Op de Schaelsberg en vóór de Däölkesberg zijn vuursteen-afslagen en werktuigen gevonden uit diverse perioden van de prehistorie. In 2005 werd een proefputje dat H.Pisters in ooit maakte opnieuw, nu dieper, uitgegraven door RCE archeologen Fred Brounen en Eelco Rensink. Beide keren zijn vuurstenen artefacten gevonden, vrijwel allemaal uit de Nieuwe Steentijd.
2005 Proefputje in abri, v.l.n.r. Hub Pisters, Fred Brounen, Eelco Rensink
Dit onderzoek was te kleinschalig om onstaanswijze van de grot en precieze betekenis van gevonden artefacten te verklaren; groter onderzoek was gewenst.
De constructie van de archeologische kaart van de gemeente Valkenburg aan de Geul gaf aanleiding om opnieuw te kijken naar de Däölkesberg. De stichting IoLvV organiseerde met de gemeente een overleg in een aantal sessies eind 2008 en begin 2009. Hieraan namen ook deel vertegenwoordigers van Vereniging Natuurmonumenten (eigenaar); drs. H. Stoepker, Archeocoach; drs. E.P.M. Meijs, geoloog (beleidsmedewerker Provincie Limburg) en RCE vertegenwoordiger dr. E. Rensink. Dit overleg leidde tot een Programma van Eisen voor een onderzoeksproject ‘Schaelsberg, abri Daölkesberg’, door deze laatste opgesteld. Het onderzoek werd gefinancierd door de stichting, gemeente en Natuurmonumenten; de uitvoering ervan werd opgedragen aan Archeologisch Onderzoek Leiden bv (Archol), het uitvoerende bedrijf gelieerd aan de Faculteit der Archeologie van de Universiteit Leiden.
(Hier komen nog foto's en resultaten van de opgraving in mei 2009)
April 2014 De Däölkesberg bij Valkenburg aan de Geul. Een prehistorische schuilplaats onder een overhangende kalksteenwand?’
Nieuwe feiten en inzichten die een abri sous roche op Nederlands grondgebied aannemelijk maken.
Zicht op Däölkesberg vanuit Strucht
INLEIDING
Oud, of écht oud, een vraag die zeker al een halve eeuw belangstellenden bezighoudt. Iedereen die archeologie, en prehistorie in het bijzonder, een warm hart toedraagt, raakt geboeid door deze kalksteenwand met uitdagende overhang. Dominant aanwezig in de noordelijke helling van het Geuldal ter hoogte van Oud-Valkenburg. Een on-Nederlands landschap, dat als karakteristiek zou kunnen gelden voor het Dordogne-gebied in ZW-Frankrijk. Hoe oud? Gevolgd door de priemende vraag: schuilplek (abri) waaronder de steentijdmens beschutting zocht?
Om aan alle onzekerheid een einde te maken vond in mei 2009 een beperkt archeologisch onderzoek plaats. Achteraf waren de resultaten teleurstellend. Met zekerheid werd vastgesteld dat reeds in het midden van de 15e eeuw AD graverijen hadden plaatsgevonden ten zuiden van de abri. Ofschoon tientallen prehistorische artefacten werden geborgen, afkomstig uit de vloer onder de overhang, vielen de C-14 dateringen véél jonger uit dan verwacht. De steilwand zou een overblijfsel zijn van een kalksteenwinning uit historische tijd. Het aantreffen van een fragment van een Keulse pot en een spijker ondersteunde dit idee. En de authentieke vuurstenen artefacten dan in de vloer in de grot? Zouden die allemaal van de plateaurand naar beneden zijn gevallen? Werden de onderzoekers in 2009 op het verkeerde been gezet, of is hier meer aan de hand? Vraagtekens te over.
Nu, na bijna vijf jaar, is het zinvol om feiten en waarnemingen nogmaals op een rijtje te zetten. Het kortstondige onderzoek van 2009 leverde een overmaat aan vrijblijvende veronderstellingen op. Nieuwe inzichten en niet eerder gepubliceerde vondsten zullen hopelijk recht doen aan deze unieke archeologische locatie. Tenzij anders vermeld, wordt uitgegaan van het rapport dat werd gepubliceerd in de Historische en Heemkundige Studies in en rondom het Geuldal, jaarboek 2010: Een abri op de Däölkesberg? Auteurs: Ivo van Wijk, Alexander Verpoorte, Jos de Moor en Hub Pisters.
TEGENSTRIJDIGE UITGANGSPUNTEN
“De vorm en aangezicht van de kalksteenwand, zoals die heden ten dage hoog boven het Geuldal zichtbaar is, is dus niet veel ouder dan 200 jaar” (blz. 84). Deze bewering is zeer opmerkelijk en frustreert de ambitie tot verder onderzoek. Impliciet wordt hier aangegeven dat de thans zichtbare wand min of meer het eindstadium weergeeft van een kalksteengroeve uit de 19e eeuw. Verder: “Mogelijk bestaat er een relatie tussen de kalksteenwinning en de aanwezigheid van enkele kalksteenovens onderaan de helling nabij de spoorlijn. Voor de hand ligt de relatie met twintigste-eeuwse open kalksteengroeve direct ten westen van de abri.” Deze conclusie strookt niet met een citaat uit Wandelingen door Nederland, J. Craandijk uit 1876, waarin deze een wandeling beschrijft nabij de Schaesberg: “…, de andere, door de velden, geeft het gezigt op eene hoogst karakteristieke rotspartij, wier loodregte wanden uit het bouwland oprijzen. ’t Is hier warm! De julij-zon blaakt op de rotsen die op het Zuiden liggen.” Van een kalksteenwinning vóór de 20e eeuwse kalkbranderij is geen sprake ! Hieruit blijkt overduidelijk dat lang vóór die 20e eeuwse kalksteenwinning de wand van de Däölkesberg reeds de aandacht trok.
Wanneer ervan uitgegaan wordt dat de huidige kalksteenwand vanuit zuidelijke richting werd afgegraven, zoals het rapport veronderstelt, is het moeilijk verklaarbaar dat zich in deze wand een neolithische vuursteenwinning bevindt. W.M. Felder 1998: “De exploitatieplaatsen van Valkenburg-vuurstenen liggen als een smalle strook in de noordelijke dalwand van het Geuldal bij Oud-Valkenburg tussen Schin op Geul en Valkenburg.” Met zekerheid wordt hier ook het meest westelijke deel van de dalrand van de Däölkesberg bedoeld.
Vuursteenwinning westzijde plateaurand Däölkesberg
Het bovenaanzicht van de kalksteenwand wijkt af van hetgeen men bij dagbouw kalksteengroeven zou verwachten. Bijna alle groeven in Zuid-Limburg kennen een min of meer holronde vorm (concaaf). Een logische vorm die ook bij talrijke lang verlaten groeven in het landschap kan worden waargenomen en wel eens als ‘happen uit het landschap’ werden omschreven. De Däölkesberg wijkt duidelijk af. De wand heeft een uitgesproken bolronde kromming die bij de abri zelfs overgaat in een kleine kaap die vooruitsteekt in het Geuldal. Het feit dat juist op deze kaap een rijk atelier uit het Midden Paleolithicum werd aangetoond (coll. H. Pisters) kan wijzen op een strategische positie destijds; m.a.w. een zeer oude uitloper boven het Geuldal.
KARSTINVLOEDEN
De steilwand in oostelijke richting (nabij voormalige grotwoning Marx) wordt aan het oog onttrokken en gaat schuil onder meters hellingpuin. Verder oostwaarts, buiten de huidige perceelsgrens lijkt de steilwand uit te monden in vrij omvangrijke depressies in het landschap, bijna zeker veroorzaakt door oplossingsverschijnselen in de ondergrond.
Depressies in bodem ten gevolge van karstverschijnselen, ten oosten van Däölkesberg.
Karstwerking: de oplossing van kalksteen in water (dat CO2 bevat) dat in kleine spleten in de bodem doordringt en allengs grotere holtes maakt in de ondergrond. De contouren van een omvangrijke doline kon een tiental jaren geleden nog waargenomen worden op een akker ten Z.O. van de abri. Deze trok vooral de aandacht na het bewerken van het land. Een donkerbruine verkleuring (o.a. verweringsleem) die contrasteerde met de lichte kalksteen. Dwarsdoorsnede naar schatting 8 á 10 meter. Dit bruin sediment bevatte naast grind ook brokken verweerde Valkenburgvuursteen. Een omvangrijke aardpijp die ten dele werd afgetopt en opgeruimd tijdens een vroege ontwikkelingsfase van het Geuldal.
Ook naast en zelfs in de abri zijn nu nog karstverschijnselen waarneembaar.
Op deze foto is bovendien goed te zien dat de lagen in de top harder zijn.
ARCHEOLOGISCHE VONDSTEN MET EEN EIGEN VERHAAL
Dat de prehistorische mens tijdens diverse perioden de omgeving van de Däölkesberg opzocht staat buiten kijf. De afgelopen 40 jaar werden meer dan duizend vuurstenen artefacten (werktuigen en afval van bewerkt vuursteen) in de omgeving van de Däölkesberg verzameld. Vondsten zowel uit Midden Paleolithicum (Midden Oude Steentijd, dus ijstijd), Mesolithicum (Midden Steentijd), Neolithicum (Nieuwe Steentijd) en sporen uit de IJzertijd. Referenties aan menselijke aanwezigheid tijdens voorhistorische perioden. Deze vaststelling levert echter geen enkel bewijs inzake de datering van wand met overhang! Demotiverend – maar ook doorslaggevend? – was de uitkomst van de absolute datering op basis van houtskool afkomstig uit de proefsleuf ten zuiden van de abri. Deze absolute datering levert echter evenmin informatie over de ouderdom van de abri en langgerekte steilwand. Onverwachte bodemopbouw en wegduiken van de vaste kalksteen nabij de ingang van de abri leidden, volkomen begrijpelijk, tot een voorzichtige opstelling van de onderzoekers: “De gegevens lijken eerder te wijzen op een menselijke ontginning”.
Het lijkt zinvol het thans bekende prehistorisch materiaal nader te belichten. Uitgaande van de eindconclusie van het onderzoek van 2009 zouden alle bekende steentijdvondsten, zowel in de vloer van de abri als in de proefsleuf ten zuiden van de abri, hier door erosieprocessen en later menselijk ingrijpen zijn gedeponeerd. Verder: “Tenslotte kan opgemerkt worden dat geen enkele concrete aanwijzing voor een pleistocene ouderdom van de afzettingen noch voor paleolithische bewoning aangetroffen is. Dit geldt voor de aangetroffen sedimenten en (post-) sedimentaire structuren én voor de artefacten”. Dit betekent dat tijdens die opgraving geen menselijke sporen zijn aangetroffen ouder dan 10.000 jaar.
Hierbij moeten twee opmerkingen worden geplaatst:
1. De grote sleuf (P3) ten zuiden van de abri werd uitgegraven in - zoals later bleek - een dump uit de 15e eeuw. Een volledig verstoorde bodem dus.
2. Tijdens de korte opgravingscampagne, gebruikmakend van een mini-rupskraan, was het stralend weer. De minst gunstige omstandigheid om kleine artefacten op te merken in een kalkrijk sediment dat na opdrogen wit uitslaat. In 1987 werd het weiland (terras) ten zuiden van de abri gescheurd waarbij enkele neolithische afslagen uit Valkenburgvuursteen en enkele typische Laat Paleolithische of Vroeg Mesolithische vondsten geborgen werden ( foto 5).
Enkele typische Laat Paleolithische of Vroeg Mesolithische vondsten van terras ten zuiden van abri.
Deze typische artefacten sluiten volledig aan op talrijke laat-pleistocene vondsten uit de helling van de Schaelsberg. Zoals bekend is vuursteen bijna onverwoestbaar en blijft bewaard waar organische materialen geen enkel spoor nalaten. Artefacten zonder begeleidende context leidden niet zelden tot dwalingen en misvattingen in de archeologie. Desondanks biedt het totaal aan geborgen vondsten in de abri - vanaf 1979 tot mei 2009 - enige handvatten die tot nadere analyse uitnodigen.
HERKOMST ARTEFACTEN
Zoals reeds opgemerkt zouden alle artefacten in de voormalige groeve en in de vloer van de abri deze locaties bereikt hebben vanaf de plateaurand. Wat de herkomst van deze artefacten betreft moeten twee locaties van herkomst nadrukkelijk worden gescheiden:
a. De plateaurand boven de abri; een ca. 30 cm dikke ontkalkte lössbodem op grindrest.
b. Een onbewezen neolithische vuursteenontginning direct boven het plafond van de abri, zoals overigens wél werd vastgesteld ca. 12 meter ten westen van de overhang. Dat direct boven de abri ooit vuursteen werd gedolven is onzeker. Tijdens het afgraven van de puinkegel loodrecht onder de rand van de overhang in mei 2009 werd heel kritisch gelet op vuurstenen artefacten. Zonder resultaat. Dat de aangetroffen artefacten in de abri van het plateau afkomstig zouden zijn lijkt een onmogelijkheid. Er zou in dat geval een spontane selectie hebben plaatsgehad tussen drie typen vuursteen, waarvan uitsluitend het type Valkenburgvuursteen de vloer van de abri bereikte. Ook morfologisch wijken de vondsten van het plateau duidelijk af van de geborgen artefacten uit de abri: “Volgens Hub Pisters is er een duidelijk verschil in morfologie tussen het aangetroffen vuursteencomplex tijdens het onderhavige onderzoek en de vondsten als resultaat van zijn uitgebreide veldkartering door de jaren heen.” blz. 84.
Klingen en kernen van plateau boven abri.
Verder roept een duidelijke cluster van kleine productie-afslagen in de vloer van de abri grote vraagtekens op. “Het gezamenlijk voorkomen van zeer kleine en grote vuursteenfragmenten duidt erop dat door hellingprocessen het gehele (bovenliggende) sediment is verplaatst (mass-movement), waardoor er geen sortering van het materiaal (size-sorting) heeft plaatsgevonden.” Deze explicatie neigt erg naar wishful thinking en mist fundament. Op het moment dat tonnen kalksteen, grind en löss op drift raken en massaal 8 mtr. naar beneden storten blijft het onbegrijpelijk, dat een cluster van kleine afslagen blijk geeft van een vorm van cohesie en als concentratie achterblijft in de bodem van de abri.
Opvallend is ook de aankoeking van calciet op een aantal artefacten uit de vloer van de abri.
Aankoeking van calciet op een afslag uit de vloer van de abri, proefputje 1979.
Zeker geen logische indicatie voor silex die millennia in een ontkalkte löss met grind heeft verbleven. Ook verse kalk-zanderige cortexdelen van sommige artefacten (ontbreken van oplossings-verschijnselen) duiden niet op langdurig verblijf in een ontkalkte lössbodem gevolgd door een geleidelijk proces van inspoeling gedurende vele eeuwen. De stelling dat alle prehistorisch materiaal van boven in de abri is gevallen, daar moeten levensgrote vraagtekens bij geplaatst worden.
TENSLOTTE
“De voet van de wand, maar ook de wand zelf, werd beschadigd door zowel natuurlijke processen als door menselijk ingrijpen. De opgravingscampagne van medio 2009 heeft deze destructie door menselijk toedoen in vroeger eeuwen pijnlijk duidelijk gemaakt” (blz. 84) Mede dankzij de inzet van een graafmachine werd in ruim drie dagen veel informatie vergaard. Helaas zullen door de gekozen aanpak talrijke relicten aan de aandacht van de onderzoekers zijn ontsnapt. Toch blijkt, achteraf gezien, de keuze voor inzet van de mini rupskraan onder de gegeven de omstandigheden de juiste. De korte opgravingscampagne van 2009 heeft zonder meer de complexiteit van het raadsel Däölkesberg aangetoond. Hiervoor werd reeds gewezen op de zichtbare karstverschijnselen in de directe omgeving van de Däölkesberg. Mogelijk is een deel van de huidige abri het restant van een forse aardpijp die later zowel door natuurlijke verwering als door menselijk ingrijpen werd ‘verbouwd’.
De cluster van vuurstenen afslagen die in 2009 werd aangetroffen kan ook als volgt worden geïnterpreteerd. In mei 1950 werd in de abri een ‘wilde opgraving’ gepleegd waarbij op grotere diepte een nog intact neolithisch loopvlak werd aangesneden (vernietigd!). Dit blijkt uit een citaat uit de brief van Luit. Kol. J. Mallinckrodt aan prof. Van der Vlerk (Dir. Rijksmuseum van Geologie en Mineralogie Leiden) dd. 3 juli 1950: “Nu is een dezer dagen een kennis van mij, mej. Van Diggelen, naar Zuid Limburg geweest en bezocht die abri, de Schaesberg bij Valkenburg. Het blijkt nu, dat de dienst der Staatsmijnen (volgens haar inlichtingen) geholpen door twee professoren uit Nijmegen die zaak aan het uitgraven is. Men had in spleten op 3 mtr. diepte vuurhaarden ontdekt……” Op last van directeur Glazema van de Rijksdienst werd deze graverij onmiddellijk stilgelegd. “Twee professoren uit Nijmegen” bleek een verzinsel dat de wilde graafpartij moest legitimeren. Het gat werd vervolgens weer gevuld waarbij restanten van een cluster, bestaande uit kleine neolithische afslagen, in het bovenste deel van de vloer achter bleef. Deze cluster werd tijdens de opgraving in mei in 2009 opgemerkt en gedocumenteerd.
Jammer, de klok kan niet worden teruggedraaid. Echter voor een deel van de abri gaat deze klok véél verder terug dan aanvankelijk gedacht.
Hub Pisters en Victor Spauwen
Stichting In Onsen Lande van Valckenborgh
Artefacten: collectie Hub Pisters, Valkenburg